7 bijzondere bodemsoorten
Onbekend is vaak onbemind. Dat geldt zeker ook voor diertjes die in of op de bodem leven en die je daardoor maar moeilijk te zien krijgt. Nochtans spelen al deze dieren een eigen, belangrijke rol in het ecosysteem van de bodem. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek selecteerde daarom zeven bijzondere bodemsoorten voor de Week van het Bos.
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek onderzoekt de toestand van de bodem. Onder andere koolstofopslag, waterhuishouding, bodembiodiversiteit, impact van verontreiniging en erosie worden onderzocht, en dit zowel in bos- en natuur- en waterbodems, als in akker- en graslandbodems in het agrarisch gebied. Meer weten >
Bastaardschorpioen – klein beestje, grote scharen
In onze Vlaamse natuur leven ‘schorpioenen’. Toegegeven, ze zijn amper een paar millimeter groot en de meeste mensen hebben ze nog nooit gezien, maar de diertjes zijn vooral boeiend omdat ze nergens volledig lijken bij te horen. Het zijn geen echte schorpioenen want ze hebben geen pijnlijke gifstekel. En ondanks hun acht poten zijn het ook geen echte spinnen. Bastaardschorpioenen worden daarom ingedeeld in de groep van de ‘spinachtigen’. Ze lijken op spinnen omdat ze acht poten hebben, maar de twee voorste poten steken ze naar voren en gebruiken ze als tasters. Opvallend bij bastaardschorpioenen zijn de forse oranje of roodbruine scharen aan het einde van de uitsteeksels op hun kop. In die scharen zitten gifklieren. Hiermee verlammen bastaardschorpioenen kleine prooidiertjes zoals bladluizen en springstaartjes. De slachtoffers verteren en worden nadien opgezogen. In verhouding tot hun lichaamslengte zijn bastaardschorpioenen bijzonder giftig: dieren die een heel pak groter zijn, sterven onmiddellijk wanneer ze in aanraking komen met het gif van de scharen. Mensen hoeven echter niets te vrezen: bastaardschorpioenen zijn te klein om ons schade te berokkenen. Zodra je de tuin, een bos, weiland of stadspark ingaat, ben je omgeven door miljoenen bastaardschorpioenen. Ze leven onder schors, onder stenen of in mos. Dat je ze nog nooit opgemerkt hebt, heeft vast en zeker te maken met het feit dat de diertjes zo klein zijn. De meeste soorten bastaardschorpioenen zijn, ondanks hun forse scharen, amper twee millimeter groot. Neem dus zeker een loep mee als je de diertjes wil bekijken. En vind je ze vastgehaakt aan andere insecten? Dat kan, want bastaardschorpioenen liften soms mee met grotere ongewervelden om nieuwe gebieden te bereiken.
Periscoopspinnetje – met een periscoop op de kop
Door het kleine formaat (ongeveer 3 mm) worden periscoopspinnetjes vaak over het hoofd gezien. En dat is jammer want deze spinnetjes zijn bijzonder boeiend. In de winter verschuilen vrouwtjes en jonge, onvolwassen exemplaren zich achter boomschors of tussen bodemstrooisel, maar zodra het voorjaar wordt, wordt duidelijk waarom dit spinnetje zijn naam kreeg. De mannetjes krijgen na de laatste vervelling een torentje op hun kop, te vergelijken met de periscoop van een duikboot. Waarom ze dat hebben, is nog niet volledig duidelijk. Hoogstwaarschijnlijk wordt het torentje gebruikt tijdens het paringsritueel. Vrouwtjes zouden de mannetjes met de mooiste periscoop kiezen, aldus een wetenschappelijke bron. Andere bronnen suggereren dan weer dat het mannetje zijn torentje gebruikt om zich beter te positioneren tijdens de complexe paarhouding. Wat er ook van aan is, zeker is dat het mannetje zijn torentje maar heel kort bij zich draagt in de zomermaanden. Hij vervelt voor de laatste keer, krijgt zijn torentje, paart kort daarna en sterft. In het najaar blijven alleen de vrouwtjes en jonge spinnetjes over. Zij gaan op zoek naar een gepast plekje om de winter door te komen. Als je tijdens de herfst of winter periscoopspinnetjes wil vinden, zoek je best in strooisel of mos of kam je bladafval uit. In de zomer kan je de spinnetjes veel makkelijker vinden: ze maken een horizontaal webje vlak boven de grond. Vaak hangt het slechts op enkele centimeters hoog. Boven het web hangt een rommelige wirwar van signaaldraden. Zodra een prooi over de draden loopt, is de spin gealarmeerd. Ze komt uit haar schuilplaats en valt prooien aan via de onderkant van haar web. Deze ‘sit-and-wait’ tactiek levert de spin veel voedzame hapjes op: springstaartjes, kleine vliegen en muggen en andere kleine spinnetjes worden makkelijk gevangen en daarna met smaak verorberd.
Fluweelmijt – fluweelzacht en knalrood
Ze zien er met wat goede wil aaibaar uit en zijn knalrood: de fluweelmijt. Deze mijtensoort is bedekt met oranje of rode fluweelachtige haren en lijkt, zeker wanneer je ze door een loep bekijkt, ontzettend zacht en aaibaar. Spinnen, insecten en hooiwagens hebben het echter minder begrepen op fluweelmijten want de jonkies van deze soort gebruiken hen als gastheer en drinken hun bloed. Zodra fluweelmijten volwassen worden, schakelen ze over op een ander dieet: het worden felle rovertjes die met hun grijpgrage kaken eitjes van ongewervelden verorberen. Ook bladluizen en andere mijtensoorten staan op het menu. Net als alle andere spinachtigen hebben ze 8 poten maar de twee voorste steken ze naar voren en gebruiken ze als antenne. Fluweelmijten kan je het hele jaar vinden, maar vooral in de lente en de vroege zomer kan je ze aantreffen. Vind je er eentje? Bekijk het diertje dan eens goed met een loep: ze hebben vier ogen en heel wat haartjes. De borstelige haartjes vangen prikkels uit de omgeving op en geven die informatie door aan het brein en zenuwstelsel. Op die manier kan een piepkleine mijt inschatten hoe warm en vochtig het is, en wat de chemische samenstelling van de bodem is.
Aardvlo – de bosbodem als trampoline
Voor cicades, de verspringers onder de insecten, is het in oktober vaak te koud. Maar wie of wat gebruikt er dan wel de bosbodem als trampoline? Dat zijn aardvlooien. Het element ‘vlo’ is aardig verwarrend want aardvlooien zijn geen vlooien, maar kevers. Hun misleidende naam danken ze aan het feit dat ze aan de achterdijen een soort veer kunnen opspannen. Laten ze die los, dan springen ze met de kracht van een katapult omhoog. Dat komt handig van pas wanneer er gevaar dreigt. Ook het element ‘aard’ in de naam heeft een bijzondere betekenis. Bij slecht weer duiken de kevertjes onder in de bodem en ze kruipen pas terug uit de aarde wanneer het weer droog en zonnig is. Wereldwijd komen bijna 10.000 soorten aardvlooien voor. Sommige soorten eten zowat alles wat groen is, andere zijn dan weer heel kieskeurig en beperken zich tot één plant. In onze contreien kan je de kevertjes onder andere vinden op kruisbloemigen, radijs, kolen, weegbree, populieren en wilgen.
Rood-witte celspin – smullen van pissebedden
Dit oranje-vleeskleurig spinnetje ziet er wat eng uit en kan als één van de weinige inheemse spinnensoorten door een mensenhuid bijten, al is dat zonder grote gevolgen. We hebben het over de rood-witte celspin! Bij gevaar neemt deze spin meteen een dreighouding aan: ze opent haar grote kaken en steekt haar kopborststuk omhoog. Zo lijkt ze net op een slechtgehumeurde kreeft of schorpioen. Roodwitte celspinnen kunnen aardig bijten met hun forse giftanden of kaken. Dat moet ook wel, want hun favoriete maaltijd bestaat uit pissebedden met een hard uitwendig skelet. Om die te verorberen komen de lange giftanden van de spin goed van pas. Ze worden ingezet als een soort hefboom: de pissebed wordt opgetild en de spin injecteert haar gif in de zachte buikdelen van haar prooi. Mannetjes van deze spinnensoort zijn trouwens niet vies van wat onderlinge concurrentie. Om een vrouwtje voor zich te winnen, meten ze hun gifkaken tegen elkaar af. Het mannetje met de grootste kaken gaat er met het vrouwtje vandoor. Kortom: ook in de bodem leven er ‘patsers’.
Kleine eikelboorder – gaatjes maken in een eikel
De grond ligt in de herfst bezaaid met heel wat moois. Wie goed kijkt, vindt behalve kastanjes en bladeren ook eikels met kleine gaatjes. Hierin huisde een kleine eikelboorder. Dit kleine kevertje behoort tot de groep van de snuitkevers, kevers die te herkennen zijn aan hun verlengde kop in de vorm van een snuit, waaraan kleine bijtende monddelen zitten om van planten of vruchten te snoepen. Halverwege de snuit bevinden zich geknikte antennes met een verdikt, knotsvormig uiteinde. Snuitkevers vormen overigens de grootste keverfamilie. Bijna 10.000 soorten zijn ondertussen bekend en beschreven, maar de kleine eikelboorder mag gaan lopen met de prijs voor ‘grootste cutie’ of met de award voor ‘meest bijzondere levenswijze’.
Van augustus tot oktober boort het vrouwtje van deze kever een gaatje in een onrijpe eikel en ze legt daarin één of twee eitjes. Na ongeveer twee weken kruipt een geelwit larfje larve uit het ei. Dat begint zich te voeden met het binnenste weefsel van de eikel. In het najaar valt de eikel op de grond en de larve, die door al dat eten ondertussen 9 tot 10 mm lang is geworden, knaagt een gaatje door de wand van de eikel en verlaat zijn omhulsel. Het diertje graaft zich in en zal hier overwinteren. Dat het in de winter de sterren van de hemel kan vriezen, kan geen kwaad. De larve van een eikelboorder beschikt over een soort antivriesmiddel waardoor haar lichaamssappen geen hinder ondervinden van vorst. In mei of juni komt een nieuwe volwassen eikelboorder uit de pop, klaar om de wereld of… verse eikels te veroveren.
Gevorkte spinneneter – sluwe kunstenaar
Met wat geluk vind je in deze tijd van het jaar kleine coconnetjes die aan de stam van een boom bengelen. Elk coconnetje ziet eruit als een druppel en lijkt wel omwonden met gouddraad. Het is de eicocon van een gevorkte spinneneter, een bijzonder fascinerende spin. De cocon bestaat eigenlijk uit drie laagjes: de binnenlaag bestaat uit fijne draden, daarrond zitten strakkere en sterkere draden en aan de buitenkant zit iets wat lijkt op goudkleurige prikkeldraad, bedoeld om vijanden op afstand te houden. Ook het feit dat de cocon niet tegen de stam van de boom plakt, maar aan een steeltje bengelt of onder een blaadje, op een afstandje van de stam, is een slimme truc: op die manier geraken roofdieren en stiekeme eirovers niet makkelijk tot bij het ei dat in de cocon zit. Gevorkte spinneneters zijn minispinnetjes. Ze zijn maximaal een halve centimeter groot, maar zijn niet te onderschatten. Ondanks hun geringe formaat, overvallen en eten ze andere spinnen. Ze gaan daarbij heel geraffineerd te werk: een gevorkte spinneneter dringt het web van een andere spinnensoort binnen en tokkelt op de draden om de bewegingen van een gevangen prooi na te bootsen. De nieuwsgierige eigenaar van het web komt aangelopen en ontdekt te laat dat hij in een val loopt: de gevorkte spinneneter valt bliksemsnel aan, dient de prooi een gifbeet toe en zuigt de inhoud van het slachtoffer op. Vooral kogelspinnen worden belaagd door de gevorkte spinneneter, maar ook andere spinnen worden in de luren gelegd: zo bootst een spinneneter soms een mannelijke spin na om een vrouwtje te misleiden. Gaat het vrouwtje in op de avances van de bedrieglijke casanova, dan heeft haar laatste uur geslagen. Deze sluwe en geraffineerde trucs zorgden ervoor dat de gevorkte spinneneter in 2021 verkozen werd tot de Spin Van Het Jaar.
